Deze wereld is gebouwd op namen. Vanaf het moment dat we leren praten, leren we alles benoemen: een boom, een huis, een gevoel, een lichaam, een gebeurtenis. Door iets een naam te geven, zeggen we eigenlijk: ‘dit is iets op zichzelf’. En zo gaan we alles als los van elkaar zien, alsof er ruimte is tussen dingen en we in afzondering bestaan.
Maar wat we vaak niet beseffen, is dat die namen méér doen dan alleen ordenen. Ze geven ook betekenis. Zodra we iets een naam geven, hangen we er ook een oordeel aan: mooi of lelijk, goed of slecht, veilig of bedreigend. We stoppen het in een hokje, geven het lading, en nemen aan dat het zo is. De naam maakt het echt in onze beleving, alsof het iets vaststaands is. Zo creëren we onze eigen werkelijkheid, gebaseerd op verschillen, afscheiding en betekenisgeving — en vergeten we dat er onder al die symbolen iets leeft wat niet te verdelen valt.De les nodigt uit om voorbij die namen te kijken. Niet omdat we niet meer mogen benoemen, maar omdat we mogen zien dat die namen geen absolute waarheid zijn. We hebben ze zelf bedacht. We gebruiken ze uit gewoonte — maar ze zijn niet wat we werkelijk zijn. Daaronder leeft iets tijdloos en ongedeeld, iets dat geen naam nodig heeft, iets dat niets uitsluit en alles omvat. Dat is de Naam die we vandaag herinneren. Niet een woord, maar een ervaring van verbondenheid. Eén werkelijkheid, die niet afhankelijk is van vorm of betekenis, en waarin niets van elkaar gescheiden is.
Zolang we hier zijn, blijven we symbolen gebruiken. Dat is niet erg. Maar vandaag oefenen we in het besef dat ze leeg zijn, tenzij we er iets inleggen. Wat we werkelijk delen met alles en iedereen, heeft geen naam nodig. Het is wie we zijn. Dat is ons erfgoed.