God is louter Liefde, en dus ben ik dat ook.
(165) Laat mijn denkgeest de Gedachte van God niet afwijzen.
God is louter Liefde, en dus ben ik dat ook.
(166) Aan mij zijn de gaven van God toevertrouwd.
God is louter Liefde, en dus ben ik dat ook.
De Gedachte van God is nog steeds in mij
We zijn nooit afgescheiden geweest van de Bron die ons geschapen heeft. Gods Gedachte leeft in ons en blijft ons dragen, beschermen, leiden en verlichten. Maar zolang we geloven in lijden, verlies en dood, zien we die waarheid niet. Dan kiezen we zelf voor blindheid.
Vandaag worden we eraan herinnerd dat we mogen vragen om die waarheid te ontvangen. We hoeven het niet allemaal zeker te weten of te begrijpen – we mogen gewoon vragen. God houdt Zijn gaven niet achter.
Zodra we die waarheid toelaten, verdwijnt alle twijfel. Dan beseffen we: ik bén genezen, ik bén veilig, en ik bén hier om te genezen, als verlenger van de Liefde die ik ontvang.
“De Gedachte van God heeft jou niet verlaten.”
Gods gaven zijn van mij
Alles wat we werkelijk nodig hebben is ons al gegeven. Maar we zien het vaak niet omdat we denken dat we een ander ‘zelf’ zijn – een die afgescheiden leeft, kwetsbaar en klein. Vanuit dat beeld lijken Gods gaven bedreigend: ze vragen overgave.
Toch is het precies andersom: het is het kleine zelfbeeld dat ons gevangen houdt in lijden. God gaat echter met ons mee op onze reis. Zijn gaven kunnen we niet kwijtraken, al denken we soms dat we niets waard zijn.
De aanraking van Christus herinnert ons eraan wie we werkelijk zijn. En dat we die gaven niet alleen ontvangen om onszelf te troosten, maar om ze uit te delen aan ieder die zijn weg nog niet heeft gevonden. Dat is onze opdracht nu: geen verdriet meer voeden, maar vrede verspreiden.
“God heeft jou al Zijn gaven toevertrouwd.”